Met zijn hilarische poep- en plashumor is ‘Stuntkont’ een liefdesverklaring aan het kinderbrein

„We dachten: wat als je een show zo kinderachtig maakt dat zelfs kinderen zeggen: ‘Dit is écht kinderachtig’. Dat leek ons interessant om eens uit te proberen”, aldus 155-woordvoerder Erik Bos. Interessant, en zo te zien geen enkele moeite voor de vier kernleden van de breakdancegroep (Erik en Thomas Bos, Thomas van Kalmthout en Rein Luurings). Want de nieuwe voorstelling Stuntkont is net als bijvoorbeeld Controle (Gouden Krekelwinnaar 2023) en Stuk (2020) weer een dolle trip vol absurde jongensgeklooi en gekloot, poep- en pieshumor.

Met name dat laatste ditmaal. Stuntkont wordt dan ook gepresenteerd in vijftig tinten stront, met kostuums die het hele kleurenscala van de wc-potvulling bestrijken en een decor waarin een grote ronde opening met bruine stralenkrans het uiteinde van de endeldarm verbeeldt. Althans, dat vermoedt een van de jonge bezoekers, blijkt bij het nagesprek: „Het is een poepgat!” „Ik heb het niet gezegd”, reageert Thomas Bos.


Lees ook
Bij breakdancers 155 moet het niet te abstract worden, wél grappig

Dansgroep 155.

Lekker vies

Stuntkont is de eerste (officiële) kindervoorstelling (‘voor kinderen van 6 tot 106’) van 155. Wie de groep kent, weet dat er geen vrolijke kleurtjes komen, laat staan opvoedkundig verantwoorde inhoud. Stuntkont is eerder een grote liefdesverklaring aan het kinderbrein dat nog niet geconditioneerd is en in het theater openstaat voor onlogische gekte en lekker vies doen en gewoon oordeelt vanuit de buik. Daarmee is de voorstelling een soort vervolg op Controle. Dat ging over de verantwoordelijkheden van het volwassen bestaan, met bijvoorbeeld een serieuze loopbaan of een eigen huis, die onverbiddelijk hun intrede in het leven doen.

Tussendoor presenteerde 155 nog de ‘kerstshow’ Johnny, over het tragische lot van de stuntman die alle klappen ontvangt, maar nooit de credits krijgt. Ook weer vol met krankzinnige, Jackass-fähige vondsten, zoals een krankzinnige, hilarische solo met een taser of een onnavolgbaar optreden van een b-boy op stelten, met stormachtige windmills-bewegingen.

In Stuntkont verzetten de mannen zich uit alle macht tegen de beslommeringen der volwassenheid. Wie net als zij zijn innerlijke kind heeft behouden, lacht ook om de kringetjes rook die de decor-anus blaast en de pluizige reuzenkeutel met inhoud (Luuring) die eruit komt. Of, later in de show, de ‘scheten’ die de vier jeugdvrienden liggend produceren door de lucht onder het holletje van hun rug te laten ontsnappen.

Scène uit Stuntkont.
Foto Bart Grietens

Zangtalent van zijn derrière

Dat zijn nog de voor de hand liggende grappen die de lachspieren meedogenloos kietelen, net als de huilbui van Van Kalmthout – kinderen zijn dol op overdreven kermende volwassenen. Bizar wordt het als hij schijnbaar toevallig het zangtalent van zijn derrière ontdekt, waardoor hij in zijn eentje een tweestemmig liedje kan zingen. Of als de heren b-boyen terwijl ze blokfluit spelen, een idiote combinatie van coole dans met vanuit kinderperspectief gezien zo ongeveer het meest on-coole instrument denkbaar.

De onderwerpen die aangestipt worden, zijn herkenbaar voor kinderen én volwassenen (van wie velen zónder kinderen zijn gekomen). Niet naar bed willen, altijd pizza willen eten, dat werk. Goed verborgen, als paaseitjes voor de volwassenen, zitten ook wat seksuele referenties (de avondvoorstellingen van de tournee, vermeldt de persmap, zijn ‘R-rated’ en voor kinderen alleen toegankelijk onder begeleiding). Tussendoor weven de vier men in brown een staaltje acrobatisch duo-rollen, een meezing-rocknummer over pizza of een teder duet met een van de bruine bontballen-keutels. Veel onderling verband valt niet te ontdekken en niet alles is even sterk, maar met het ongepolijste karakter en het totaal ontbreken van zware pretenties trekt 155 de hele zaal mee in een sfeer van lichtheid, een tijdelijke verlossing van volwassen besognes. De kinderen stuiteren soms daadwerkelijk ritmisch mee in hun stoelen.

Het feest wordt compleet als er een, uiteraard poepbruin, springkussen wordt opgeblazen dat onvermijdelijk leegloopt tot een treurige hoop, waarna niet alleen de kinderen de zaal verlaten met het verlangen om óók zo ongebreideld knotsgek tekeer te mogen gaan.